Jo Schrooth (1e generatie) groeide op in een hardwerkend gezin. Zijn grootvader werd ook wel ‘’de ijzeren’’ genoemd, een robuuste en hard werkende man, die werkte in een smederij. Jo’s vader werkte als machinist op een dieseltrein.
Helemaal geen link met het bloemenvak tot zo ver. Maar Jo zelf is een buitenmens, een echte natuurliefhebber met de herfst als favoriete seizoen.
Een vriend van Jo is op dat moment boswachter van het Imstenrader bos. De boswachter had een goede vriend met een eigen kwekerij en bloemenzaak (Spekholzerheide, Limburg) en hij bracht zijn twee vrienden met elkaar in contact. Het klikte tussen de twee vrienden, zelfs zo goed dat Jo in 1955-1956 begon te werken bij deze ondernemer en kwam daarmee voor het eerst in contact met het bloemen- en plantenvak.
Jo kon hierdoor zijn passie voor de natuur bij zijn werk betrekken. Hij ontdekte hier het vak waar hij creativiteit en passie kon uitten. De ondernemer in Jo kwam naar boven toen hij zelf, in de avonduren, bloemstukken begon te maken voor eigen verkoop.
Zijn vrouw Mathilde kwam uit een welgesteld gezin en was opgeleid tot coupeuse. Haar droom was een zaak te starten in naaiartikelen en andere toebehoren.
Maar het bloemen- en plantenvak smaakte voor Jo naar meer. Op een bepaald moment kwam hij op het idee, om zelf een bloemenzaak te starten.
In 1960 was het zover: Mathilde en Jo (toen 24 en 25 jaar) openden een eigen bloemenzaak in een klein huurpand van een voormalig horlogemaker in Susteren (Limburg).
De vreugde van de opening, na een lange voorbereiding kwam echter zeer abrupt tot een einde. 3 dagen na de opening kreeg Jo een zeer zwaar ongeluk met een bus. Een fysiek en mentaal zware tegenslag in deze periode. Jo moest maar liefst een half jaar in het ziekenhuis doorbrengen en was onzeker of het bot in zijn been ooit nog aan elkaar zou groeien. Door een vervelende botinfectie was de kans groot dat zijn been deels geamputeerd moest worden.
Toch besloten Mathilde en Jo om de zaak voort te zetten. Met een enorme dosis wils- en daadkracht ging Mathilde (van origine dus opgeleid als coupeuse), zonder haar man Jo, van start. Ze kocht boeken en cursussen over bloemen en planten en ging verder met de opstart van de zaak.
Na zes maanden kwam Jo thuis, hij moest na deze zware periode nog minimaal een half jaar in het gips, maar werkte mee, al zittend op een kruk in de zaak. Zijn been hoefde uiteindelijk niet geamputeerd te worden, maar hij heeft er een permanent mankement aan overgehouden.
In 1961 verhuisden ze naar een groter pand in dezelfde straat op aanwijzing van het lokale schoolhoofd, het betrof het huis van de lokale pastoor. Hier bouwden en verbouwden ze er flink op los. Hun zaak stond destijds in de regio bekend als een exclusieve kwaliteitsbloemen- en plantenzaak. Ze verkochten bloemen vers van de kweker en daarnaast ook interieurartikelen als koper en Delfsblauw, meubels en diverse Perzische tapijten.
Ga naar: Overzicht van generaties.